Op 2 juni 1985, nu 36 jaar geleden, kroonde Heracles Almelo zich tot kampioen van de Eerste Divisie. Het kampioenschap was het slot van misschien wel het meest curieuze seizoen uit de historie van de club. Terwijl het gas en licht enkele keren bijna werd afgesloten, de spelers soms maanden op hun salaris moesten wachten en bestuur en sponsoren voortdurend met elkaar overhoop lagen, presteerde Heracles op het veld het onmogelijke: het eindigde bovenaan en promoveerde naar de Eredivisie.

‘Het wonder van Almelo’ verraste heel voetbalminnend Nederland, inclusief de eigen aanhang. Niemand met een zwart-wit hart die bij aanvang van het seizoen had durven dromen van de hoofdprijs. Heracles leidde immers al jaren een marginaal bestaan in de kelder van het betaald voetbal.

Gerard Somer, Arie Stehouwer

Toch was er in het seizoen 1983-1984 met de komst van trainer Gerard Somer iets veranderd. De Deventer oefenmeester had er weer ‘voetbal’ ingebracht en de aangetrokken routiniers Ab Gritter en keeper Johan Tukker waren onder hem weer helemaal opgebloeid. Met de beperkte middelen die het armlastige Heracles bood bouwden Somer en technisch manager Arie Stehouwer in 1984 verder. Tjalling Dilling en Rudi Metz kwamen erbij. Zo tekenden zich de contouren af van een elftal waarin alles op zijn plaats zou vallen. Jan van Staa en Hendrie Krüzen zetten de lijnen uit. De backs Ray Richardson en Rob Poell gingen veelvuldig mee naar voren. Dilling was de stofzuiger en bracht branie. Ruud Schepers bleef altijd gaan. En Metz maakte het af, vaak met het hoofd. Alles paste.

Eerste periodetitel

De start was aarzelend, maar gaandeweg groeide de ploeg. In het najaar leverde een serie overwinningen de eerste periodetitel in de clubgeschiedenis op. Lang bleef Heracles in de schaduw van de clubs die de ranglijst aanvoerden. Pas in de slotfase sloop de ploeg naar voren, als een wielrenner die op een gaatje loert om toe te slaan. Op drie speelrondes voor het einde schaarde Heracles zich naast VVV en RKC aan kop. Uit de een-na-laatste wedstrijd tegen Wageningen sleepte het een zwaarbevochten punt, maar doordat de concurrenten het helemaal lieten liggen, stond Heracles ineens alleen bovenaan. De ploeg had het nu in eigen hand. Heel Almelo was een week lang in de ban van maar één ding: het laatste duel, uit tegen RBC.

28 bussen naar Roosendaal

Op zondag 2 juni reisden 3.500 supporters af naar Roosendaal, de meesten in een van de 28 bussen. Na een stroef begin nam Heracles het heft in handen. Vlak voor rust schoof Schepers op aangeven van Krüzen de 1-0 binnen. In de tweede helft maakten Metz en John ter Mors er 3-0 van. De aanhang stormde vier minuten voor tijd al het veld op. Iedereen stond te springen en te juichen en viel elkaar om de nek. De spelers werden op de schouders rondgedragen. Een paar uur later stond het langs de Henriëtte Roland Holstlaan zwart van de mensen om de spelers en supporters in te halen. Bovenop de bussen stonden supporters met vlaggen te zwaaien. Na een rondtocht en de felicitaties van burgemeester Frits Schneiders brak een massaal volksfeest los. Heel Almelo was uitzinnig van vreugde en trots. Misschien had het ook iets te maken met de sombere tijden. Nederland zat in een economische crisis en in Almelo kwamen daar de gevolgen van de teloorgang van de textielindustrie nog bovenop. De werkeloosheid was immens en de kaalslag door de sloop van fabrieken bood een onheilspellende aanblik. Almelo kon wel een feestje gebruiken. En gefeest werd er. Tegen het ochtendgloren verlieten de laatste spelers en supporters discotheek Manhattan in de Holtjesstraat. Op naar de Eredivisie!

Het seizoen 1984-1985 en het kampioenschap herbeleven? Kijk hieronder naar onze documentaire ‘Uit niets kampioen’.